- I
- n. een (Romeinse cijfers)--------n. ikI1[ aj] 〈zelfstandig naamwoord〉1 zelf ⇒ ik, eigen persoon————————I2〈voornaamwoord〉1 ik2 〈voornamelijk substandaard〉mij♦voorbeelden:1 〈formeel〉 it is I • ik ben het2 he talked to Sean and I • hij praatte met Sean en mij
English-Dutch dictionary. 2013.